In juli besloot de minister van VWS de eerstelijns paramedische herstelzorg na ernstige COVID-19 voorwaardelijk op te nemen in het basispakket. Om de effectiviteit en de kosten van deze zorg in kaart te brengen, gaat een nationaal paramedisch onderzoeksconsortium de paramedische herstelzorg evalueren.

Het consortium bestaat uit onderzoekers van verschillende Nederlandse kenniscentra. Het onderzoek vindt plaats in nauwe samenwerking met het werkveld, waaronder Ergotherapie Nederland. De paramedische zorg die geëvalueerd wordt,  omvat ergotherapie, oefentherapie, diëtetiek, logopedie en fysiotherapie. Het onderzoek gaat officieel 31 december van start en wordt gefinancierd door ZonMw.

Onderzoeksmethoden

De onderzoekers hanteren verschillende methodieken, zoals het analyseren van de  geregistreerde gegevens, het prospectief volgen van patiënten in de tijd en het analyseren van verschillende subgroepen van patiënten. Belangrijke uitkomsten gaan onder meer over de mogelijkheden tot participatie van mensen in de maatschappij, de kwaliteit van leven en vermoeidheid.

Unieke samenwerking

Dit onderzoek is mogelijk dankzij een unieke samenwerking van diverse partijen op het gebied van paramedische zorg. Betrokken zijn: acht kennisinstellingen (universiteiten, hogescholen en het Nivel), de paramedische beroepsorganisaties (Ergotherapie Nederland, Vereniging van Oefentherapeuten Cesar en Mensendieck, Nederlandse Vereniging van Diëtisten, Nederlands Vereniging voor Logopedie en Foniatrie, Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie en Stichting Keurmerk Fysiotherapie), huisartsen, medisch specialisten, verzekeraars en het Zorginstituut Nederland. Ook prof. dr. Maud Graff is als hoogleraar ergotherapie betrokken bij het onderzoek.