Energie opbouwen, verdelen en herstellen

Door: Ergotherapie Nederland

Ergotherapie helpt met chronische vermoeidheid omgaan. Een ergotherapeut analyseert en bespreekt hoe iemand zijn energie opnieuw kan opbouwen en over de dag kan verdelen, zodat de cliënt op de juiste manier kan herstellen. Een belangrijk uitgangspunt is dat de belastbaarheid en belasting in balans zijn. Hoeveel kan iemand mentaal en fysiek aan (belastbaarheid), wat wil diegene op een dag doen (belasting), en hoe kunnen die twee onderdelen zo goed mogelijk op elkaar worden afgestemd?

Yvonne Veenhuizen is ergotherapeut in het Radboudumc en behandelt cliënten die kampen met chronische vermoeidheid. ‘Cliënten zijn vaak zoekende naar wat ze kunnen aanpassen in hun leven om weer te kunnen doen wat ze altijd deden,’ zegt zij. ‘We kijken hoe ze hun energie weer kunnen opbouwen, op een manier die bij hun nieuwe situatie past.’

Ze geeft een paar voorbeelden uit de praktijk:

‘Ik begeleidde een cliënte die al jarenlang een spierziekte had. In korte tijd was ze flink achteruitgegaan en nam de vermoeidheid toe. Ze wilde dolgraag blijven werken en had hulp nodig om dit weer op te bouwen. We zijn gaan kijken wat voor prioriteiten ze had bij het werk: wat vond ze belangrijk en wat niet? Ze hield een dagboek bij en daar konden we zien dat sommige taken haar meer energie kostten dan andere. Op haar werk maakte ze dit bespreekbaar en samen met haar leidinggevende keek ze of er een collega was die taken kon overnemen. We hebben ook gekeken naar herstelmogelijkheden tijdens haar werk. Ze gaat nu even liggen als haar spieren moe worden: op haar kantoor staat een bank. Ook heeft ze nu spraakherkenning op haar computer, waarmee ze teksten kan inspreken en zo haar schouders minder belast. ’

‘Een cliënte met een spierziekte revalideerde op lichamelijk vlak goed, maar bleef toch vermoeidheidsklachten houden. Samen met de fysiotherapeut bekeken we hoe ze haar activiteiten weer langzaam kon opbouwen. Het begon met een stapje terug: de spieren even niet overbelasten, maar opnieuw de grenzen van het lichaam leren kennen. Vervolgens is ze stap voor stap actiever geworden. Ze kreeg een kniebrace zodat ze zonder pijnklachten kon wandelen. Voor en na elke wandeling nam ze rust. Dat lukte steeds beter en uiteindelijk kon ze zelfs haar oude hobby hardlopen weer oppakken.’

‘Een Parkinsonpatiënt had last van mentale vermoeidheid. Hij vergat dingen, kon gesprekken niet volgen en had niet door dat hij anders reageerde dan normaal. Samen brachten we eerst meer structuur aan in de dag. We keken naar zijn huidige dagpatroon en daarna naar de activiteiten die hij eventueel aan anderen kon overlaten. Hij leerde externe geheugensteuntjes in te zetten, zoals een alarm op zijn telefoon, zodat hij afspraken zelf niet hoefde te onthouden. Ook ging hij in dagdelen werken, waarbij hij eerst een bepaalde taak helemaal afrondde voordat hij aan iets anders begon. En hij stelde spreekuren in op zijn werk: zijn collega’s mochten niet zomaar binnenkomen, maar konden op vaste tijden vragen stellen.’